Sorax had zoals gewoonlijk zijn tas over zijn schouder hangen en liep richting de deur van de kelder. Hij deed hem krakend open. Hij keek het donkere gat in. Het leek even er een gigantisch gat hem op wilde slokken en hij merkte dat hij licht naar voren helde. Hij wist toch zijn balans terug te vinden en zette zijn zaklamp aan. Hij richtte hem op de trap en liep langzaam naar beneden. Hij keek om zich heen en bleef op zijn hoede. Het hele huis had iets eigennaardigs dus er kon altijd wel iets zijn. En nog voor dat hij het wist schoten er een paar planken van de trap weg en ontstond er een gat in de vloer waar een paar stekels naar boven kwamen. Hij kon duidelijk een paar skeletten zien. Hij slikte even en greep de rand nog op tijd vast. Hij klom omhoog had zijn zaklamp nog maar net vast kunnen houden. Hij zuchtte even. Hij zat op zijn knieen naast het gat en keek ineens op. Zijn ogen stonden op iemand gericht. Maar wie kon hij nog niet door de donkerte uitmaken.